Niveau groep |
Niveau groep naam |
Niveau |
Niveau naam |
Omschrijving |
A |
Beginnend taalgebruiker |
A1 |
Beginner |
- Kan bekende dagelijkse uitdrukkingen en eenvoudige basiszinnen begrijpen en gebruiken.
- Kan zichzelf en anderen voorstellen en kan vragen stellen en beantwoorden betreffende persoonlijke gegevens, zoals waar hij/zij woont, mensen die hij/zij kent en dingen die hij/zij heeft.
- Kan op een eenvoudige manier interacteren, mits de ander langzaam en duidelijk praat en behulpzaam is.
|
A2 |
Laag-
gemiddeld |
- Kan veelvoorkomende zinnen en uitdrukkingen over onderwerpen die van direct belang zijn (bv. basale persoonlijke informatie, winkelen, lokale geografie, werk) begrijpen.
- Kan eenvoudige dialogen voeren, eenvoudige en directe informatie uitwisselen over vertrouwde onderwerpen en activiteiten.
- Kan in eenvoudige bewoording aspecten van zijn of haar achtergrond, directe omgeving en dringende zaken omschrijven.
|
B |
Onafhankelijk taalgebruiker |
B1 |
Gemiddeld |
- Kan de hoofdpunten begrijpen van een gesprek over persoonlijke zaken, familie, werk, school en vrije tijd.
- Kan zich in de meest voorkomende situaties redden wanneer hij/zij in het land is waar de taal wordt gesproken.
- Kan eenvoudige teksten schrijven over onderwerpen die vertrouwd of van persoonlijk belang zijn.
- Kan ervaringen en gebeurtenissen, dromen, verwachtingen en ambities beschrijven en kan in het kort redenen en verklaringen geven voor meningen en plannen.
|
B2 |
Hoog-
gemiddeld |
- Kan duidelijke, gedetailleerde beschrijvingen presenteren over een breed scala van onderwerpen die betrekking hebben op zijn/haar interessegebied.
- Kan op een vloeiende manier deelnemen aan gesprekken met moedertaalsprekers.
- Kan een heldere en duidelijke tekst schrijven over een breed aantal onderwerpen en kan een standpunt over een actueel onderwerp verklaren en de voordelen en nadelen van diverse opties uiteenzetten.
|
C |
Vaardig taalgebruiker |
C1 |
Gevorderd |
- Kan de meeste gesproken taal begrijpen, ook als het niet goed gestructureerd is en wanneer verbanden impliciet zijn.
- Kan zich vloeiend uitdrukken zonder al te veel te moeten zoeken naar uitdrukkingen.
- Kan de taal flexibel en effectief gebruiken op sociaal en professioneel gebied.
- Kan duidelijke, gedetailleerde beschrijvingen geven over complexe onderwerpen en daarbij sub thema’s integreren, specifieke standpunten ontwikkelen en het geheel afronden met een passende conclusie.
|
C2 |
Meesterschap |
- Kan gemakkelijk vrijwel alles begrijpen wat hij/zij leest of hoort.
- Kan informatie vanuit verschillende geschreven en gesproken bronnen samenbrengen, waarbij argumenten worden gereconstrueerd en het een samenhangend geheel is.
- Kan zichzelf op een spontane vloeiende en accurate manier uitdrukken waarbij wordt gedifferentieerd tussen kleine nuances van betekenis, zelfs in de meest complexe situaties.
|